vrijdag 22 juni 2018

Dat is zoo twintigste eeuw.

Eerder deze week zag in Planckendael een leeuwin haar kans schoon om het hazenpad te nemen. Even later lag ze zo dood als een pier op een van de kronkelige gebetonneerde paadjes van het dierenpark. De nieuwsgierigheid van de koningin van de savanneafdeling werd beloond met een blauwe boon nadat de medewerkers van het park vruchteloos hadden geprobeerd om het dier te verdoven.

De dood van de leeuwin leek vooral een grote ramp voor de inhoud van de vele schoolbussen die op de parking stonden te wachten om binnen te mogen. Je kunt het die kinderen natuurlijk niet kwalijk nemen, maar als je er echt eens goed over nadenkt, is er me dunkt toch iets mis. Als een leeuw in een kooi is een grijsgedraaid Zeugenfeestennummer met een negatieve connotatie. Het mag duidelijk wezen dat die metafoor bedoeld is om een hulpeloze situatie voor een mens uit te drukken. Waarom zouden die dieren dat minder zo ervaren, ons de arrogantie toe-eigenend dat we weten wat dieren voelen? Of hebben die beesten misschien net als mijn kater Pastis niets liever dan dat ze hun dagen mogen doorbrengen op eenzelfde warme steen in de zon en janken om eten?

De onvermijdelijke discussie die nu her en der weer opgepikt wordt, is de volgende: is de zoo nog van deze tijd? Kan dat nog, een dergelijke vorm van entertainment waarin de gewone mens aan de kapitalist geld geeft om als een kudde schaapjes van kooi naar kooi te lopen en interessante weetjes op te vangen waarmee hij aan de eettafel kan opscheppen? Dat alles voor de democratische prijs van een gemiddeld dagloon. Een pretpark wordt als marginaal beschouwd, een dierentuin is dan weer educatiever verantwoord als schoolreis. Ik ben niet overtuigd en toch is een dagje naar de zoo leuk.

Natuurlijk helpen dierentuinen over de hele wereld om kinderen te tonen hoe een dier er in het echt uitziet en bovendien steken ze veel geld in kweekprogramma’s. Mochten de dieren niet meer opbrengen zoals dat nu wel het geval is, zouden die onvermijdelijk afzwakken en aan NGO’s overgelaten worden. Een parallel die we in de farmaceutica ook zouden zien. Alle dieren vrij kunnen we natuurlijk ook doortrekken en ons afvragen of huisdieren ook nog wel toegelaten zijn. Ja, maar meneer, die vlooienbaal heeft een luizenleven.

Er is voer voor de dieren, maar ook voor discussie. Ik moet toegeven dat die kat van mij het wel naar zijn zin lijkt te hebben en wie weet denken die leeuwen ook gewoon: ‘amai, zie ze daar allemaal lopen achter de tralies. Aanschuiven tot buiten en onderweg een pakje diabetes met extra cholesterol naar binnen werken. *brult* Nog een vette T-bonesteak voor mij en dat mag vooruitgaan!”

maandag 13 februari 2017

Adieu Seville, je t'aimais bien

Dat de Vlaming kampioen is in zagen, behoeft geen uitleg noch bevestiging. Af en toe zijn er echter van die momenten, meestal die waarop je het niet verwacht, die toch voor wat ademruimte zorgen. De voorbije week heb ik mijn schoenzolen en mijn lever versleten in het Spaanse Sevilla. Een prachtige stad in de provincie Andalusië. Daar hebben we veel plezier beleefd aan de gewoontes van de Sevillano en dan in het speciaal de bakker die doodleuk om 11u 's morgens met het afbakken van zijn brood begon. De vlucht terug was nogal turbulent en ik had het nog maar eens getroffen. Een dikke, vadsige vent zat naast mij. Op zich heb ik zeker niets tegen mijn mollige medemens, maar de man in kwestie zat op plaats E, dat is de middelste van drie zetels. Opnieuw, daar ziet u waarschijnlijk weinig graten in. Waar die man niet veel graten in zag, dat was om zijn dikke worstenarmpjes over beide armleuningen te draperen, zijn rugzakje tussen zijn dikke beenhespen neer te poten en zijn knieën meters ver uit elkaar te spreiden. Door het gangpad werd nu en dan zo'n rolkarretje voortgesjouwd door de bemanning. Dat karretje gaf mijn linkerschouder nu en dan een ferme duw en rechts keek ik tegen de Spaanse muur op. Ik zat met andere woorden vast. De mevrouw rechts van het gevaarte werd tegen het raam opgeduwd en keek misnoegd voor zich uit. Voorzichtig wurmde ik me in mijn jas, want het was bovendien nog eens koud in het vliegtuig, waarbij ik per ongeluk enkele seconden mijn arm kwijt was in die ondiepe massa die zijn arm wel niet was. De man trok een pijnlijk gezicht en met zichtbare agonie wreef hij over zijn dodelijk geraakte arm. Als kers op de taart kon de man bij het uitstappen dan ook nog eens niet wachten om het vliegtuig te verlaten. Dat vliegtuig was nota bene nog niet eens open. Zwoegend en wroetend slaagde hij erin om mij te passeren en duwde me nog maar eens aan de kant. Wat een kwal. M'n drie reisgezellen hadden er leute in. Dit gezegd zijnde, heb ik dat van dat zagen nog maar eens bewezen.
Waarom ik dit eigenlijk ben beginnen schrijven, is dat goede benadrukken. Soms zijn er zo van die dagen waarop je na een vieruursnacht op de trein zit om een vieruurslesdag te gaan volgen. 's Avonds was ik behoorlijk moe. De NMBS heeft recent beslist om het nog maar eens over een andere boeg te gooien. De trajecten zijn veranderd, enkele treinen zijn afgeschaft en als ze dan toch bezig waren hebben ze de prijzen ook maar wat opgeslagen. Vroeger moest je sowieso zowel het traject Kortrijk-Leuven als Leuven-Kortrijk doen en dat in die volgorde. Anders verloor je een van beide trajecten en werd je verplicht een lijntje lager opnieuw te beginnen. Dat is nu niet meer zo. Je krijgt vijf ritjes richting Leuven en vijf richting Kortrijk. Ik had het nog op de oude manier ingevuld en vroeg voorzichtig aan de conductrice of dat nu eigenlijk ook veranderd was. Ze keek een beetje sip. Licht ongemakkelijk zei ze dat dat niet meer hoefde en keek bedenkelijk in het ijle. 'Tjah, dat is dan 1,70 sponsoring voor de NMBS...' Verbaasd zei ze:'Maar neen hé, dat hoef jij toch niet te doen. Mensen die zo rustig blijven en vriendelijk vragen help ik graag verder.'
- Zijn er dan zoveel andere?
- Sommige mensen beginnen te roepen
- Goh, dat is allemaal zo lastig. Zich opwinden is verschrikkelijk vermoeiend en we hebben voor andere dingen als zoveel energie nodig.
Ze beaamde en zei dat er meer zo zouden moeten zijn. Dat gevoel was volledig wederzijds. Mij ga je nooit horen beweren dat ik nooit zaag over de NMBS, want het is dikwijls armoe, maar deze attente vrouw bewijst dat we niet allemaal zo zijn. Misschien leest ze dit ooit, wel dan, doet u vooral zo verder. Er is niets dat verzuurde soepstengels minder kunnen verdragen dan vriendelijke mensen. Mocht u op een dag die man van op het vliegtuig ontmoeten, doet u dan alstublieft nog vriendelijker tegen hem dan u tegen mij was en doe hem zelfs de groeten. Hij zal zich nog nooit zo ongemakkelijk gevoeld hebben.  Boe aan de verzuring, hoera voor soms valt het mee. Ik ben moe dus sorry als deze tekst nogal vaag of verwarrend is. Dat draagt bij tot de leeservaring.

Do you never worry? - Would it help? ~ Bridge of Spies

vrijdag 13 januari 2017

Vijf voor T(w)aal(f) [2]


“U bent een taalchampetter.” Zo luidt het verdict na het invullen van de taaltest van de krant De Standaard (taaltest.standaard.be). Ik was stiekem liever uitgekomen op ‘U bent een taaltoerist’. Net als een goede 57 procent van de Vlamingen die hun foutengevoeligheid toetsten met deze taaltest, lees ik blijkbaar kranten en ondertitels met de matrak in de hand. Jan met de pet moet eigenlijk Jan met de kepie of Janne met het scheepje zijn, want wij Vlamingen hebben graag zuivere koffie. Dat betekent echter niet dat we intolerant zijn, nee, dat zeker niet. Bij mijn oma op de massieve houten commodekast - dat ding was bij aankoop al uit de mode godbetert - staat sinds jaar en dag het tegendeel bewezen. Daar vindt u namelijk een misvormde mok met daarop de gevleugelde woorden: ‘Iedereen maakt wel eens een fout…’ Maar waarom blijven we elkaars fouten dan toch zo hardnekkig verbeteren?
Wij Vlamingen zijn kampioen in zagen, muggenziften, chicaneren... Dat is verre van een politiek correct statement, maar het klopt wel. Als we een all-in boeken naar Sharm-el-Sheikh, waar het menu bestaat uit een uitgebreid buffet, dan nemen we van alles een beetje. Achteraf klagen wij, de Homo Flamencus Turisticus, dat we vijf dagen op rij hetzelfde te eten kregen. Dat fenomeen vertaalt zich ook in ons denken over spelling en grammatica. In de renaissance zijn de eerste taalkundigen aan het werk gegaan. Toen was er nog vrijheid of vreihijd of zelfs vrihit, het maakte allemaal niet veel uit. Vandaag schreeuwen de sociale media moord en brand als iemand een dt-fout maakt, ook al zijn zowel die fout als de maker ervan van charmante aard. Who cares? We hebben letterlijk moeten knokken om onze taal op de kaart te zetten. Hoe belangrijk het gebruik van een uniforme standaardtaal is, blijft daarentegen maar de vraag. Als we onze knuppel dan zo hard op de Franskiljon z’n ketel lieten kletsen om ons punt te maken, is het dan niet onnozel om tegen een Limburger te zeggen dat het sneller moet?  Moeten we een West-Vlaming nu echt uitlachen omdat hij brandgoud maakt van zijn dure juwelen?
Taal dient om te communiceren en op welke manier dat dan gebeurt, maakt mij niet veel uit. Het lijkt me verschrikkelijk vermoeiend om aan dit tempo HLN.be-gewijs onze Nederlandse taal op slechts een manier te gebruiken, namelijk om te zagen. Uiteraard spreek ik mezelf hier tegen, want ik heb net een volledige column gewijd aan iets waar ik een hekel aan heb: verzuring. Ik maak me er zelf schuldig aan, maar af en toe eens goed zagen zit blijkbaar in de aard van het beestje, zoals hierboven ergens vermeld staat. En het grootste deel van mijn ongenoegen over het publieke hoongelach richting de West-Vlaamse, sacrale tongval laat dat nog buiten beschouwing. Enfin, ze zijn allemaal jaloers, de niewèirs[1]. Gerrit Callewaert out.



[1] Voor de outsiders: nie · wèird - /ni:wɛr(t)/ - (de; m; meervoud: niewè(i)rs) 1) nietsnut, paljas, prutser 2) (lett.) iemand die niets waard is: Bernd is geen niewèird.
[2] Oorspronkelijk heette deze column 'Sieg Taal!', maar om polemiek te vermijden heb ik een internetvriendelijke titel gezocht.

vrijdag 10 juli 2015

Bernd in Euskadi.


Pa had in gedachten om maandagmorgen om 6u samen met het wakker worden van de vogels de lange rit in te zetten naar Hondarribia, een klein dorpje aan de noordwestelijke Spaanse kust net over de Franse grens. De zonnebril van pa had echter het hazenpad gekozen en ma wist niet waar hij lag. Zoals een wijs man ooit zei: ‘Als mama niet weet waar het ligt, dan is het voor altijd verloren.’ Uiteindelijk bleek het ding zich verstopt te hebben in het garen aan kabels en opladers achter in de auto. Om 6u45 vertrokken we dan toch. Vrij verdienstelijk eigenlijk, welke Viaene vertrekt er dan ook op tijd? We reden de hele dag. Mama’s rug begon tegen te stribbelen en rond 20u30 besloten we het op een aire de repos voor bekeken te houden. In Frankrijk is overnachten op zo’n parking langs de snelweg vaak geen goed idee. Ik besloot dan ook dat het een goed idee was om de krik die diende om de poten van de caravan op te draaien naast mij in bed te leggen. Als er dan een of andere gluiperd het in zijn hoofd haalde om toch binnen te treden zou hij meteen het deksel –in de vorm van een krik- op de neus krijgen en ik bereidde me al voor om een draaiende beweging naar rechts te maken tot zijn poten weer op de grond stonden. Helden waren niet nodig geweest die nacht en deze puddingtarzan genoot van een welverdiende nachtrust. Eindelijk eens de benen kunnen strekken voor een periode langer dan 45 minuten, hemels.
De volgende morgen vroeg ontbeten we in de Flunch. De knul aan de kassa was eerder een nul. Om 7u ’s morgens was het al van ‘no hay’, zeer uitzonderlijk op dat uur. We lieten het de pret niet bederven. Een fletse koffie en enkele droge over geprijsde koffiekoeken later vertrokken we opnieuw voor de laatste etappe van onze Tour. Het landschap werd bergachtiger en het weer werd grimmiger. Grijze wolken kwamen op ons af en het enthousiasme dat voorheen nog heerste over het goede weer dat ons te wachten stond leek letterlijk met de noorderzon te zijn vertrokken. In het wegrestaurant had ik de camping opgebeld en de vriendelijke mevrouw aan de andere kant van de lijn zei dat er geen plaats meer was voor een caravan. Dat viel tegen. We besloten het er toch op te wagen en eenmaal aangekomen bleek er toch een vacature te zijn vrijgekomen voor een oversized caravan met oversized gezin op een undersized camping, maar ach: ze waren vriendelijk. De staanplaatsen hebben veel weg van een camping in de Ardennen en om eerlijk te zijn: het weer gisteren eigenlijk ook. Ik hoor Samson & Gert nog zo ‘Wij gaan niet ver weg’ zingen. ‘Morgen wordt het beter,’ zei de vriendelijke dame. Daar waren wij iets minder van overtuigd, maar ondertussen moeten we het haar wel nageven dat ze gelijk had. U zult nooit ofte nimmer twijfelen aan de weervoorspellingskunsten van de Baskische campingverantwoordelijke. Ze was zelfs niet te beroerd om andere, betere campings aan te prijzen, want ze vond zelf ook dat het een beetje nipt was. Om de caravan op zijn plaats te krijgen moesten we eerst een steile ramp af. Heksentoeren moesten uitgehaald worden om de caravan op de juiste plaats te krijgen en Dante (in de vorm van 4 Britse knullen) hielp ons door de Infierno. Alles vond zijn weg. We namen nog een kijkje in het historisch centrum en aten op de malecón. Het weer klaarde in de namiddag al op en het werd zelfs warm. De Franse plezierjachtjes aan de overkant van het water dobberden rustig op het ritme van het leven (nvdr. dat is echt wel op ’t gemak). Het uitzicht op de mooie versterkte omwalling werd vakkundig door het stadsbestuur verprutst door middel van een brug tussen het centrum en de buitenwijken, zo eentje van de spuuglelijke soort. We keken ’s avonds gezellig naar het nieuws, werkten een kilo kersen naar binnen en we called it a day.
Vandaag hielden we een pre-zevende-dag waar God himself nog een puntje aan kan zuigen. We sliepen tot grote scha en schande uit tot 10u. Voor de rest heb ik mij al gedoucht en ben ik zelfs al tot boven gelopen om tapas te bestellen voor Manon en Lucas. Spaans kunnen heeft soms ook nadelen, want ik was niet echt van plan uit mijn luie zetel te komen. Daar had ik me toch misrekend. Het sanitair blok is heel proper en ligt op 5 meter van onze plaats. Rechts van onze plaats ligt het speelterreintje dat dus bijna privé is. ’t Leven is niet altijd slecht, ook al heb ik een bak cursussen bij die er geleidelijk aan in zouden moeten geraken. Dale don dale.
Saludos desde Hondarribia
Bernd
Ps: In de reeks “Ons moeder zei”: ‘Als je niets nuttigs te doen hebt, ga dat dan ergens anders doen. Zo geschiedde. Blog ex, Improductief in.

zaterdag 28 juni 2014

MACHUCHA of een verhaal over walvissen en vuile schoenen.

Geachte lezer

Om aan te geven dat ik nog leef schrijf ik hier nog een kort stukje over een iets langere reis die Annemarie en ik recent maakten. Het begon allemaal op een doodgewone woensdagavond. We stapten op de bus richting Cuenca. Cuenca is een aangename stad in het zuiden van Ecuador die stikt van de buitenlanders. Ze ligt op 400km van Quito. De hele nacht op de bus zitten dus.

Aangekomen 's morgens vroeg in Cuenca, vroegen we aan de taxichauffeur of hij toevallig geen goedkoop hotelletje kende voor 2 studenten die niet veel nodig hebben en ook niet bereid zijn daar veel voor uit te geven. De man zei uiteraard en hij zette ons af bij 'El Capitolio'. De kamer die ons aangeboden werd, was eenvoudig en zonder veel luxe. De man vroeg ons $40. Omdat we niet veel zin hadden om te 'tjoolen', bleven we daar en konden de prijs naar $30 brengen. Ja hoor! In Ecuador kan men zelfs op een hotelkamer afdingen! Annemarie was het beu dat de man dan nog eens onvriendelijk was en wilde weggaan. 'Voor die prijs mag hij toch wel ne keer lachen zeker.' Toen we hem dit gingen zeggen, bleek een terugbetaling onmogelijk. De man stak al het ontvangen geld namelijk onder een deurtje en had daar de sleutel niet van. Hij kon ons wel elk $5 teruggeven, want we hadden tenslotte van de prijs afgedaan. Een listige truc had ons de das omgedaan! Als even later de deur wagenwijd openstaat, krijgt Annemarie het toch niet zo lichtjes op de heupen. Het kan allemaal hier.

We lieten het niet aan ons hart komen en vertrokken op tocht. We namen een kijkje in Cuenca met de tourbus, gingen bovenop de kathedraal staan en het was een gezellige voormiddag. In de namiddag hadden we afgesproken met Arielle een Zwitserse vriendin van ons die in Cuenca op uitwisseling is. We gingen naar Girón, een klein dorpje op 40min van Cuenca. In de busterminal wachtten we haar op en niet volgens Zwitserse gewoonte was ze bijna een uur te laat. Ze had nog 2 Duitse vriendinnen bij. Deze bleken bijzonder veel weg te hebben van Dagobert Duck en stonden Annemarie en mij niet echt aan héhé. In Girón is er een waterval. Eigenlijk is er niet veel meer dan dat. Annemarie, Dineke en ik keuvelden wat beneden terwijl onze Duitse niet-zo-vriendinnen helemaal tot het verste punt bovenaan liepen. Dat vatte Dineke met een mooi 'ze moeten er hun dollar inkomgeld toch uithalen' samen. Dineke is dan nota bene nog eens een Nederlandse... We luisterden nog naar de voetbal en keerden terug. Die avond gingen we nog gezellig iets eten met Amber en werden we up-to-speed gebracht over alle roddels in en rond Cuenca.


De volgende dag bezochten we Parque Nacional el Cajas. Een nationaal park die het zuiverste water in Ecuador zou bevatten. Cajas is een groot merencomplex met lijkt-op-paramobegroeiing. De rit ernaartoe leek eenvoudig, maar zou nog wat in petto hebben. Je moet de bus naar Guayaquil nemen om daar te geraken. De assistent-chauffeur ging ons waarschuwen als de tijd gekomen was om af te stappen. Je raadt het al. De man in kwestie was het vergeten. Zo geschiedde dat ik me even later vragen begon te stellen, want ik was er al eens geweest en nu waren we echt wel al lang onderweg. Als ik op het raampje klopte verontschuldigde de man zich enkele keren en zei dat we gewoon de eerste de beste bus terug moesten nemen. Alle bussen gaan richting Cuenca, want er is maar 1 weg. Het was slechts 4km volgens de meneer. Samen met een Zuid-Afrikaanse en een Jamaicaan waren we daar dus gestrand. Aangezien de ons beloofde bussen uitbleven, liftten we terug. Na een 10-tal minuten hadden we prijs en iemand nam ons mee achteraan in de pick-up. Op de achterbank lag een dekentje met daaronder duidelijk iemand. We konden echter niks van die persoon zien en de wildste scenario's ontsproten daar achteraan die pick-uptruck. Onze chauffeur reed als een gek en scheurde met gierende banden over de krinkeldewinkelweg. We waren toch niet bepaald op ons gemak.

Daar aangekomen na een wilde tocht, wilden we natuurlijk een mooie wandeling maken in het prachtige natuurdomein. We hadden een route van ongeveer 1 maximum 2u in ons hoofd. Heel eenvoudig wist de parkwachter ons te vertellen. Gewoon hier naar links en de pijltjes volgen. Al snel raakten we op het verkeerde pad en waren goed voor de route van 4u. Het was wel leuk en het park is echt prachtig. Annemarie gleed meer weg dan ik hihi. Er werd heel wat afgelachen tijdens de tocht. We waagden ons zelfs aan drinken van een watervalletje. Ik hield er niets aan over dus de puurheidsstatus houdt stand! Na 3u komen we aan bij de boswachterspost. We kwamen aan moe, afgepeigerd, vuil en alsof het nog niet erg genoeg was dat we er niet in geslaagd waren Annemarie onderweg kwijt te spelen, hadden die Nederlanders ook nog eens met 5-1 gewonnen. Tot zover het Cajas-avontuur.

We gingen nog een wafel eten bij Jan van W@ffles de Belgic@ en werkten ook nog frietjes met stoofvlees binnen bij Filip. Bij Jan kochten we nog een pot spaghettisaus en werkten die de volgende dag in de bus naar Guayaquil gretig naar binnen. Ook een bezoek aan oma en opa Freire kon niet ontbreken en het werd een gezellige avond. We gingen de volgende dag 's morgens dus van Cuenca naar Guayaquil en vandaar naar Puerto Lopez. Annemarie vertelde me dat naar het toilet gaan in de busterminal in Guayaquil een kwestie van 'Survival of the Fittest' is. Het walvissenseizoen zou al begonnen zijn dus vertrokken we op hoop van zege. Moesten er nog geen walvissen te zien zijn dan zou een **kg verdikte Annemarie in bikini het klusje wel klaren.

In Pto. Lopez gingen we op walvissenjacht en we zagen er ook veel. Echt een fantastisch zicht! We waren behoorlijk onder de indruk. Ik mocht vooraan de boot plaatsnemen. Eerst zat ik daar alleen en had ik alle plaats. De anderen durfden niet en keken de kat uit de boom of met andere woorden keken de Bernd van de boot. Toen alles al bij al veilig leek, kwam er rechts van mij een Oostenrijker zitten en even later ook links van mij. Dit zorgde ervoor dat er geen reling meer overbleef om mij om aan vast te houden. De zee was een beetje wild en een grote golf deed ons allemaal de lucht in wippen. De 2 Ötzi's grepen zich vast aan de reling terwijl ik hulpeloos richting zeeniveau vloog. De ene Ötzi kon mij nog vlug bij de arm grijpen en ik zette mijn been tegen de reling. Een blauwe plek had me van een beter zicht op de walvissen gehouden. Annemarie zat me vierkant uit te lachen en wist me achteraf te vertellen dat de kapitein een droge 'oeps' uitgebracht had. Voor de rest gewoon uitrusten op het strand en genieten met een grote kans op voetbal kijken uiteraard (dit tot ergernis van Annemarie (nog 15 dagen en 't is voorbij AM!)). Onze blonde vriendin was het tasje van haar fototoestel vergeten en vroeg aan de vriendelijke verantwoordelijke van 'Hostal Machalilla' (daar verbleven we en hij had ons de trip aangeboden). Er was een probleem. De kapitein was namelijk zat (borrachito oftewel zatjes, die eufemistische Ecuadoraantjes toch!). Na enkele keren heen en weer bellen, stond er binnen de 10 minuten iemand aan ons hotel om Annemarie haar tasje te overhandigen. Het moet gezegd worden: we waren onder de indruk!

Die dag brachten we nog een bezoek aan Playa Los Frailes. Dit is een mooi strand en je mag er niks eten of drinken. We bleven er een uurtje, gingen huiswaarts, genoten nog wat meer van het strand en toen was het ook alweer tijd om richting Quito te gaan. Ondertussen zit dikke Annie alweer terug in Belgie en hopelijk gaat het daar nog goed. Niet te veel wenen omdat je me mist, lieve schat.

Hartelijke groeten

Pedrito

zaterdag 21 juni 2014

De Tussenstand.

Recent kwam ik in het Xchange blad van YFU. Hier plaats ik nog even het artikel:



"Beste lezer

Er werd mij gevraagd een klein stukje te schrijven voor het YFU-blad. Bij deze doe ik dat dus, speciaal voor u, de nieuwsgierige lezer. Ik zal mijn uiterste best doen om u het een het ander bij te brengen over mijn gastland, mijn tweede thuis: Ecuador. In een vorige editie schreef Amber al een stuk over Ecuador dus sommige dingen zouden wel eens kunnen overlappen, maar het wordt net interessant als dat niet het geval is!

Ecuador is een klein land in Zuid-Amerika dat -'obviamente'- op de evenaar oftewel 'equator' ligt. Het is ongeveer 3 keer groter dan ons Belgisch vaderland en heeft als bekendste toeristische attractie de wereldberoemde Galápagoseilanden. Deze eilanden danken hun faam aan de misschien wel nog beroemdere wetenschapper Charles Darwin die er zijn ontdekkingen deed. Ook waren deze eilanden in 1959 de eerste om opgenomen te worden in de UNESCO Werlederfgoedlijst. Nu genoeg over het land en zijn wonderen, tijd voor het echte verhaal. Het kan zelfs wel eens het verhaal achter het verhaal zijn, want dat is tegenwoordig hip. Een blik achter de schermen wordt u aangeboden door 3 adolescenten op uitwisseling.

Op 4 september van het jaar des Heren 2013 begonnen 3 dappere Belgische jongelingen aan een ongelofelijk avontuur. Deze 3 niet door angst geteisterden heetten Annemarie, Mira en Bernd. Het afscheid van hun familie en vrienden viel hun heel zwaar. Hoe neem je tenslotte afscheid als je weet dat je een jaar later pas terugkomt? 'Allez tot noaste joare e' (ik kom uit het wondermooie West-Vlaanderen) kwam er heel droogjes uit bij mij, want ik wist echt niet hoe met de situatie om te gaan. Ik besloot voor de korte pijn te gaan en maakte er dan ook geen uren durend schouwspel van. In de transitzone sijpelt natuurlijk dan het idee binnen of dat wel de juiste keuze was, maar uiteindelijk is het dan toch al te laat. De reis was heel vreemd. De hele tijd voerden mijn gedachten een bittere en bloeddorstige strijd met elkaar in mijn hoofd. Waar ben ik aan begonnen? Was ik 'mulledroenke' als ik mij inschreef voor dit walgelijk domme idee? Aan de andere kant heerst er ook een grote spanning. Net dezelfde vraag 'waar bén ik eigenlijk aan begonnen?', maar dan op een goede manier als iets spannends, iets nieuws, iets onbekends, een nieuwe wereld waar je helemaal opnieuw kunt beginnen stond aan de andere kant op ons te wachten. Alsof we de opwinding die Cristobal Colón indertijd voelde opnieuw beleefden.

Na veel lopen, vliegen, rennen, vallen en weer opstaan zetten onze protagonisten voor het eerst voet op voor hen tot dan toe nog onbekende bodem. Iedereen ging mee met zijn nieuwe gastgezin. Ik echter niet, want ik had er nog geen. Dat deed me behoorlijk onzeker voelen. Ik zou voorlopig bij de 'area rep' voor Quito (verantwoordelijke van de regio) blijven tot een definitieve(re) oplossing was gevonden. Tot mijn grote verrassing werd er mij door Ximena (dat is haar naam) in de auto een klein papiertje in de hand gestopt met de woorden 'o juist, voor ik het vergeet, je hebt een gastfamilie'. Ik had bij wijze van noodoplossing een gastgezin voor 1 maand.

Nu, 8 maanden later, ben ik nog steeds trots lid van de familie Morales-Granda in de Arturo Meneses N24-94 y La Gasca, te Quito. Post is uiteraard altijd meer dan welkom :o). Het is tot nu toe al een heel speciaal jaar geweest. Aanpassen is behoorlijk moeilijk in het begin. De eerste maand zou ik zowat elke dag op het vliegtuig gestapt zijn. Ook al had ik de eerste week al meteen een leuke tijd met mijn gastbroer aan zee. De 'Honeymoon'-fase heb ik dus nooit ervaren. Iedereen is hier in zijn eigen wereldje en over het algemeen zijn de Serranos wat gesloten. De keren dat ik bekeken werd als een aap in een kooi als ik de weg vroeg, vallen niet bij te houden. Ik kon ook geen woord Spaans. Mijn eerste gesprek met mijn gastmama ging als volgt: 

-Maria: *vraagt geïnteresseerd dingen waar ik geen bal van begreep* 
-Ik: si, si, si.

(Mijn gastbroer kan Duits en Engels, dus we communiceerden in het Duits. Zo oefenden we dat beiden ook nog eens.) 

Hij vroeg me toen de volgende dag: 'Heeft jouw mama dan een restaurant?' 
Ik: 'Neen, wie heeft haar dat wel wijsgemaakt?'
Martin: 'Jij.'

Los van de psychologische problemen, zijn er dan ook nog de praktische. Alles ligt veel verder van elkaar en ergens naartoe gaan is dus vaak geen sinecure. Quito is een grootstad die een mooie 70km omvat in de lengte. In de breedte telt ze echter maar 4km. Quito telt 1,5 miljoen inwoners en heeft daarmee het op een na grootste aantal inwoners (Guayaquil telt er netjes 2 miljoen). Dat zijn veel mensen bijeen. De cultuur lijkt in de verste verte niet op die van ons. Echt alles is anders. Alles is wel enorm veel goedkoper. Mijn intern systeem had ook even nodig om zich aan te passen aan zijn nieuwe omgeving, maar die details zal ik u besparen. Om dit alles even te illustreren, som ik hier enkele voorbeelden op:

- Het verkeer: Op de rijvakken kunnen zoveel auto's als je zelf durft of fysiek voor mogelijk acht. Wanneer dit niet het geval is en er dus sprake is van een mooie metaalkleurige extra lijn in de andere auto, komen beide individuen uit de auto gekropen en beginnen te schreeuwen. Vervolgens wordt er achteraan luid getoeterd. Wanneer beide het er over eens zijn dat ze genoeg geschreeuwd hebben of het getoeter van de anderen niet meer aankunnen, gaan ze elk hun eigen weg en gaat het leven verder. Hier geldt voorrang aan de durver en de claxon is hier verre van decoratief.

-Over het eten: Rijst wordt hier verkocht in iets wat veel weg heeft van een zak cement, maar dan gevuld met rijst. De gemiddelde dagschotel bestaat hier dus uit rijst, bonen en een stuk kip. Je zal mij nooit horen zeggen dat dit niet lekker is, maar het gebrek aan variatie weegt!

-Het uitgaansleven: Als men hier een stapje in de wereld zet, dan danst men per 2. Er wordt altijd in paren gedanst. Je moet ook vlug zijn, want tegen 23u is het meeste al verkocht. Ecuadoranen kúnnen ook gewoon verschrikkelijk goed dansen en dat vormt/vormde voor mij toch een bijzonder groot probleem. Al doende leert men.

-Het openbaar vervoer: Het merendeel van de bussen zijn hier in tegenstelling tot België in handen van particuliere bedrijfjes en kosten bij wet 25ct per ritje. De chauffeurs hier maken er ook een punt van om er telkens een heuse race van te maken. In vol spitsuur cruisen de chauffeurs aan 50km/u om 50m verder enorm bruusk te moeten stoppen en jong en oud tegen de voorruit te plakken. Is het nog 100m naar de volgende halte, plankgas. Is het maar 2m meer, plankgas. Op de beruchte 'Trole' hoef je je echter geen zorgen te maken om te vallen. Deze bussen zitten namelijk zo overvol dat iedereen elkaar tegenhoudt. 'Je in groep verplaatsen heeft zo zijn voordelen' hoor ik de reclame van De Lijn nog dreunen.

-Om te drinken: De nationale pint en trots heet 'Pilsener'. Deze is tegen alle verwachtingen in behoorlijk lekker! Ik heb er natuurlijk slechts 1 maal van geproefd, want drinken mag eigenlijk niet van YFU.

Nu ben ik nog 2 maanden verwijderd van mijn terugkeer. Ik heb mijn leventje hier ondertussen min of meer opgebouwd en ik ben heel gelukkig in mijn gastfamilie. Ik heb dit jaar al veel geleerd en veel nieuwe (buitenlandse) vrienden gemaakt. Een uitwisselingsjaar is zeker een aanrader. Op veel momenten vloek je en denken dat het het allemaal niet waard is, maar als ik er nu op terugkijk ben ik veel gegroeid dit jaar. Tranen van geluk, van woede, van gemis, van ajuinen te snijden tijdens het maken van een pizza samen met alle leden van de familie, zowat alles is de revue al gepasseerd en zo hoort het ook. Een uitwisselingsjaar in welk land dan ook doet je je ogen openen en vooral inzien hoe goed wij het in België wel niet hebben. Om te eindigen vragen enkelen zich misschien af, 'Wat mis je eigenlijk het meeste aan België?' Dat is eigenlijk een heel makkelijke vraag. 'Ne grwôtn me ne bicky en n Omer'. Vrij vertaald naar het Nederlands: onze Belgische keuken is de beste van de wereld.

Ik hoop u een beetje geboeid te hebben. Op uitwisseling leer je dat je moet genieten van het leven. Of om het met een Terminator-quote te zeggen: 'Elke dag na deze is een geschenk, geniet ervan'.

Met deze gaan we eruit. Mijn eerste stappen naar beroemdheid zijn met deze verschijning in het Xchangekrantje gezet.

Hasta la vista, baby.

Bernd
(meer avonturen staan op berndinecuador.tk, overigens een heel toffe site! ;o) )"